Nieuws -
NZa moet de vergoeding voor indirecte tijd verbeteren
De NVvP is verheugd na de uitspraak van het College van Beroep voor bedrijfsleven CBb op 22 augustus. De NVvP had bezwaar gemaakt tegen de tarieven 2022 en 2023. Dit traject is een aantal jaren geleden in gang gezet in nauwe samenspraak met deNLggz, MeerGGZ en met inschakeling van advocaten van Akd. Ook forensische instellingen namen deel aan het proces.
Op 22 augustus is dit bezwaar gegrond verklaard. De NVvP is verheugd over deze uitspraak, al moet de uitspraak nog met een goede juridische en deskundige blik worden doorgenomen.
Ook volgens het CBb bieden de tarieven onvoldoende dekking voor taken die wél met de zorgverlening samenhangen, maar die niet in aanwezigheid van de patiënt worden verricht. Voor deze zogenoemde indirecte tijd moet de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de tarieven voor ggz en forensische zorg nu aanpassen.
Vóór de invoering van het Zorgprestatiemodel kon indirecte tijd nog los gedeclareerd worden. Na de invoering van het ZPM werd een toeslag op alle consulttarieven berekend, die de niet meer los declarabele tijd moest compenseren. Deze toeslag is echter inmiddels verouderd. Onderzoek van Valuecare bevestigde dit al eerder: zorgverleners hebben steeds meer tijd nodig, bv. vanwege het regiebehandelaarschap, de Wvggz en steeds complexere zorgvragen. Aanvankelijk verklaarde de NZa de bezwaren ongegrond, maar na deze uitspraak moet de NZa binnen 3 maanden voor aanpassing zorgdragen.
Een bezwaar tegen de tarieven van 2024 en 2025 loopt nog. De NVvP blijft bij al deze ontwikkelingen nauw betrokken.
Bekijk ook